Karel’s wijsvinger maakt een vrijwel ronde cirkel over een deel van de landkaart dat aan de noord- en westkant begrensd wordt door zee of in ieder geval water en aan de zuid- en oostkant via land vrije doorgang lijkt te bieden aan aangrenzende gebieden en verre streken. Ook binnen de cirkel zijn diverse blauwe vlakken en strepen te zien, duidend op de aanwezigheid van meren en kanalen of rivieren.
‘Ik zie niet in waarom het niet zou kunnen. Het is vroeger ook zo geweest.’ Karel houdt zijn blik star op de landkaart op de eettafel gericht.
‘It moaiste lân fan de ierde,’ prevelt hij.
De Keu roert zijn koffie en lijkt Karel niet gehoord te hebben. Hij kent deze buien van zijn gastheer wel, de korte periodes waarin deze zich overgeeft aan melancholische weemoed. Na een paar minuten is het meestal wel weer klaar. Jantje huilt, Jantje lacht.
‘We worden onderdrukt. Welk volk zou daar niet tegen in opstand komen. Leefde Grutte Pier nog maar. Toen ik jong was heb ik met veel plezier over hem gelezen. Zijn naam werd toen nog geschreven als Greate Pier. Ik vond het opmerkelijk hoe diverse biografen de verhalen over hem zo verschillend interpreteerden,’ pruttelt Karel verder. De Keu glimlacht geamuseerd om de onnozelheid van zijn gastheer die nog steeds gefascineerd naar de landkaart tuurt.
‘Grutte Pier, was hij nou een oorlogsmisdadiger of gewoon een politicus van zijn tijd. Hij was in die tijd niet de enige die er niet al te frisse praktijken op na hield. Ik ben geneigd dat laatste te denken. Als Pier nu zou leven zou hij zich niet schuldig maken aan de misdaden waaraan hij zich schuldig heeft gemaakt.’
‘Greate Pier was een held. Een volbloed Fries van bijna tweeënhalve meter lengte. Zijn bloed stroomt door mijn aderen. Het is mijn heilige taak om mijn voorouderen te eren door mijn Nederlandse paspoort op te geven en Friesland weer op de kaart te zetten. Eén groot Friesland, West en Oost-Friesland weer samen zoals het vroeger was.
‘Wat jij wilt is een reservaat,’ lacht De Keu hem uit, ‘een Fries openluchtmuseum waar toeristen de oorspronkelijke inwoners kunnen bezichtigen. Een streek waar de koeien nog in de wei staan. Niet omdat dat meer of betere melk maar omdat dat meer subsidie oplevert. Wat casino’s zijn voor de oorspronkelijke bewoners van Amerika, dat zijn de kop-hals-rompboerderijen voor de Friezen.’
‘Cynische commentaren helpen niet om dromen te verwezenlijken. Misschien probeer je er mee te bereiken dat ik de droom laat varen, maar dat zal je niet lukken. Ik heb mijn zinnen gezet op het opgeven van de Nederlandse identiteit zodat ik voortaan alleen nog als Fries geregistreerd sta en niet meer als Hollander. Mijn voorouders, die trouwens ook jouw voorouders zijn, zouden trots op me zijn als ze een krijger als mij zouden zien.’
‘Welnee. Grutte Pier was een volwassen man en als hij nu zou leven zou hij, net als de volwassen mannen uit deze tijd dat doen, inzien dat de bestuursmethoden die voor hem en zijn tijdgenoten de enige juiste waren niet meer zouden werken in onze moderne tijd. Hij zou begrijpen dat we zo langzamerhand en op vreedzame wijze Nederlanders zijn geworden en dat we daar best trots op mogen zijn. Friezen en overigens ook de andere plattelandsbewoners worden allang niet meer ondergewaardeerd in Nederland en hebben het echt niet nodig om hun lage zelfbeeld te bevestigen door afscheid te nemen van het Nederlandse paspoort. Grutte Pier zou zijn bekrompen nationalistische neigingen, voor zover hij die werkelijk had en die niet voornamelijk bestaan uit toedichtsels van ‘echte’ nationalisten, zeker niet belangrijker vinden dan zijn ambitie om een goed bestuurder te zijn. Het is niet voor niks dat hij zich op een gegeven moment teleurgesteld teruggetrokken heeft uit de politiek, hij zag in dat hij het ideaal dat hem voor ogen stond niet had kunnen bewerkstelligen en dat hem dat de rest van zijn leven niet zou lukken. Maar vergeet niet, dat waren andere tijden. Zonder nu gelijk democratie als zaligmakend te willen bestempelen lijkt het systeem dat in onze dagen gehanteerd wordt een systeem dat mogelijkheden geeft aan de burger, iets waar in de tijd van Pier geen sprake was en hij alleen maar van kon dromen en waar hij wel met zijn hele hart naar streefde.’
‘Dus mijn nobele streven is volgens jou puberaal.’
‘Ik wil je gedrag, of liever gezegd je denkbeelden, niet puberaal noemen. Het is eerder contra-puberaal. In je tienerjaren moest je niet zoveel hebben van je Friese achtergrond. De muziek die je draaide kwam uit Engeland en Amerika en was dan ook meestal Engelstalig. Je droeg zwarte T-shirts met namen en logo’s van Amerikaanse metalbands. Je tegenwoordige liefde voor het Fries is uit schuldbewustzijn, je voelt je schuldig over de jaren dat je je hebt afgezet, niet alleen tegen je ouders zoals pubers overal ter wereld doen, maar ook tegen Friesland en de taal en alles wat Friesland eigen is. Alles wat je toen verwaarloosde en zelfs verguisde is nu heilig geworden, alles waar je toen op scheet en als dom en achterlijk beschouwde is nu de onbereikbare heilige graal van je ingebeelde ridderschap geworden. Voor je daar vrij van bent is er iets anders nodig dan een misplaatste symbolische actie als het opgeven van je paspoort.’
Karel knikt nadenkend, instemmend.
‘Eigenlijk is het ontzettend stom om m’n paspoort op te willen geven. Ik geef er een stukje van mezelf mee weg.’
‘Ja. En niet alleen een stukje van jezelf. Er spreekt ook nog een misselijkmakende decadentie uit. Terwijl duizenden gezinnen; mannen, vrouwen en kinderen de hemel smeken om een identiteit en een plekje om te leven vergooi jij het belangrijkste document dat een mens kan bezitten. Met je symbolische actie spoel je de levens van en de strijd om vrijheid van alle ongelukkigen die het echt nodig hebben of hebben gehad door de plee. Met andere woorden, je bent een lul.’
‘Jeetje, als je het zo stelt. Dus eigenlijk zit het zo: terwijl ik hier mijn egoïstische gelijk probeer te halen door me in te zetten voor een stervende taal trap ik op de graven van oorlogsslachtoffers opgeofferd aan de perverse wensdromen van nietsontziende machtswellustelingen, op de lijken van vertrapte soldaten liggend in de modder, gestorven voor God en vaderland en op de nagedachtenis aan allen die ooit werkelijk onderdrukt werden door keizers, koningen en andere dictators met mijn kleinzielige identiteitsproblemen. En ik trap op de zielen van hun nabestaanden.’
‘Dat lijkt me een beetje overdreven. De wereld is niet geïnteresseerd in jouw mening, weet je nog? Wees juist blij dat je je ongelijk op tijd inziet. Voor je het weet trek je met je slechte voorbeeld anderen mee de afgrond in. Anderen die zich jouw luxeprobleem helemaal niet kunnen veroorloven.’
‘Ik ben blij.’
(Uit ‘Karel ende Keu’, een serie verhalen over de belevenissen en gedachtegangen van hoofdpersoon Karel en de mystieke raadgever annex stem van de ratio annex parasiet De Keu. Een Work in Progress.
066 – Fries museum #1)
Geef een reactie