Je legt aan bij je dode moeder die nog verrassend spraakzaam is voor de toestand waarin ze verkeert. En verrassend warmbloedig, haar armen voelen warmer aan dan je eigen handen als die langs haar naakte lichaam glijden. Zo kan ze niet begraven worden, iedereen kan nog zo vaak zeggen dat ze echt dood is, ze beweegt nog en kan niet zomaar in een kist gestopt worden. Ze vraagt naar haar kleine jongen. Die zit nog thuis in Snakkerburen.
Als je alleen bij haar bent trek je je kleren uit en kruipt bij haar op de brancard, het kan nu het nog kan.
Ooit gedacht een dergelijke preutsheid in een ziekenhuis tegen te zullen komen? Is een ziekenhuis niet de plek bij uitstek om schaamte en schuldgevoelens af te leggen? Is dat Henk van der Veer? Is het je broer?
Ja, ja, ik kleed me al weer aan. Het is niet mijn schuld dat dit geen privékamertje is maar de brede hal van het ziekenhuis. De verpleegster van de jongen met het rode haar, de muze van de stadsdichter, een bevallig meisje met zwart kort haar, knevelt zichzelf respectvol, ze draagt een zwarte doek tussen haar volle lippen. Is het een panty? Met belangstelling volgt ze je verrichtingen. Ze had liever gezien dat je bij een meisje in plaats van een jongen had aangelegd maar begrijpt dat de natuur niet op alle punten te dwingen is.
Je moeder wachten nog twee weken van onderzoeken. Waarom hebben we daarvoor getekend? Ze lijkt toch wel erg moe nu.
(oud verhaal btw)
Geef een reactie